8 mei 2019 – verschenen in Groene Amsterdammer, nr. 19-20
Bij Studio Moio hoeven schoolverlaters en jongeren die dreigen uit te vallen zich niet aan te passen aan de normen van het reguliere onderwijs. Zodra die druk wegvalt, groeit hun eigenwaarde en ontstaat er ruimte voor verrassend talent.
De kooi staat symbool voor het onderwijssysteem dat gekooid is door allemaal financiële prikkels. Hij is gebouwd voor een kunstproject over schooluitval
De enorme winden die dinosauriërs lieten, zouden die niet de oorzaak kunnen zijn geweest van de klimaatcrisis uit de oertijd? In de aardrijkskundeles ging de fantasie van Eva de Leeuw weer eens met haar op de loop toen de docent vertelde over een eerder tijdperk waarin de aarde als een broeikas opwarmde. Dat was ten tijde van het Krijt, meer dan 65 miljoen jaar geleden. De Leeuw herinnerde zich een animatie die zij in Naturalis had gezien over de dinosauriërs die de aarde toen bevolkten. ‘In dat filmpje liet een enorme dinosaurus een scheet die gewoon een hele boom omverblies. Ik dacht: hoeveel CO2-uitstoot is dat dan wel niet? Dus ik stak mijn vinger op en vroeg dat. Warmde de aarde toen misschien op doordat er zoveel winden van dinosauriërs in de lucht hingen?’
Het associatieve gedachtespinsel was de docent te eigengereid. ‘Hij keek me aan en zei: hier ga ik niet op in.’ De Leeuw kon haar vinger daarna maar beter niet meer opsteken. ‘Hij zei dan: Eva, zal ik je nu meteen negeren of zal ik dat na je vraag doen? Wel grappig, die reactie, maar ook wel gewoon pijnlijk. Ik mocht blijkbaar niet de vragen stellen die uit mijn nieuwsgierigheid voortkwamen, alleen maar omdat hij ze niet serieus nam. Dat doet wel wat met je. Ik heb dat wel vaak gehad, ja, dat leraren mijn vragen niet accepteerden, hoewel ik ze uit oprechte interesse stelde. Dat ze dan dachten: Eva probeert weer eens lollig te doen.’
De aanvaring met de docent aardrijkskunde over de winden van dino’s is een exemplarisch voorval uit het moeizame schoolbestaan van Eva de Leeuw. In de klas zeiden ze geregeld tegen haar: doe normaal! Ook wilde een docent nog wel eens vragen: ‘Eva, ben je je pillen vergeten?’
Haar moeder zei steevast ‘nee’ als de school opperde Eva te laten testen op ADHD. Zij wist dat haar dochter geen probleem had met haar concentratie, integendeel: soms kon ze juist te veel opgaan in wat haar bezighield. Wat ze ziet prikkelt haar nieuwsgierigheid, waarna ze verwikkeld raakt in haar eigen denkassociaties. Op school kwam ze daardoor in de problemen. Te vaak wekten de vragen waarin haar gedachtestroom uitmondde ergernis of onbegrip op, doordat ze zich te ver buiten de gebaande paden begaf. Afzakken naar het vmbo en het mbo hielp niet en had eerder een averechts effect: op dat onderwijsniveau, zo ondervond De Leeuw, zijn de geijkte patronen nog wat nauwer begrensd en worden vragen al gauw als te onorthodox terzijde geschoven.
‘Dat onderwijs was voor mij beklemmend’, zegt ze. ‘Het doodde mijn verlangen om meer te weten, in plaats van dat op te wekken. Dat vind ik raar. Onderwijs dat het eigen denken niet stimuleert houdt mensen eigenlijk klein, want als je niet zelf mag denken, hoe moet je je dan ontwikkelen? Het wil jou kneden tot een dienstbare, bruikbare persoon, die heeft afgeleerd op zijn eigen gedachten te vertrouwen. Abnormaliteit wordt helemaal gewantrouwd: afwijken van de normen kost je punten. Het is eigenlijk één groot normalisatietraject.’
De Leeuw ervoer de leerplicht als een verplichting tot stilstand. Ze hield het op school uiteindelijk niet vol: ze moest te veel van zichzelf inleveren, vond ze. Een talent voor ondergeschiktheid heeft zij niet, zoals zoveel van haar lotgenoten die uit het schoolsysteem wegvielen: ‘Anders word ik een robot.’
Na nog twee vergeefse pogingen een mbo-opleiding te voltooien (sociaal-maatschappelijk werk en het grafische lyceum) belandde ze bij Studio Moio in Leiden. Moio is een particulier initiatief van Nathalie Lecina, een juriste die ruim vijf jaar geleden de wereld van het beleidsadvies achter zich liet – die was haar te klein en te veel een werkelijkheid van papier. Met haar medewerkers, allen afkomstig van het mbo, wil Lecina schoolverlaters of jongeren die op het randje van een drop-out staan overeind helpen, door hen op school bij te staan, een stageplek bij de studio zelf aan te bieden of tijdelijk in dienst te nemen.
Sinds de oprichting in 2013 heeft Moio meer dan 1800 jongeren die op school waren vastgelopen meer of minder intensief begeleid. Bijna negen op de tien haalden alsnog een diploma, mede dankzij het zelfvertrouwen dat zij bij de studio terugwonnen: ze ontdekten daar dat hun moeizame schoolbestaan ook aan een falend onderwijssysteem kan liggen en niet per se aan henzelf te wijten hoeft te zijn. Jet Bussemaker, minister van Onderwijs in Rutte II, onderkende het belang van Lecina’s initiatief. Zij vroeg mbo’ers die bij Moio waren betrokken om haar suggesties te doen voor verbeteringen van hun schooltype. Vrij naar Einstein gaven zij hun onderzoeksrapport het motto: ‘Je beoordeelt een vis ook niet op het beklimmen van een boom’, om aan te geven wat er volgens hen aan het mbo mankeert: een overmaat aan aanpassingsdwang.
UniverCity / Studio Moio
Wie binnenloopt bij studio Moio in Leiden-Noord ziet dat jongeren daar hun zin in leren herwinnen – en daarmee een zekere vrolijkheid in hun bestaan. Een voorbeeld: Falco kreeg het idee om te gaan ‘paintballen’ met de ouderen met wie Moio het gebouw deelt, wat in dit geval inhield dat ze een abstract schilderij maakten door verfballonnen tegen een wit doek uiteen te laten spatten. Ook grappig: in de tuin zijn her en der paspoppen ingegraven zodat alleen het onderlijf nog rechtop boven de grond uitsteekt, alsof ze er van bovenaf zijn ingedoken. De mannelijke paspop die met zijn hoofd was beland in het kruis van een vrouwelijke werd in vuur en vlam gezet: Falco stak de fik in hem wegens ‘mensoverschrijdend gedrag’.
Hoewel van vaste tijden of de plicht aanwezig te zijn geen sprake is, komen de Moio-studenten trouw naar de Julianastraat om aan hun projecten te werken. Welke dat zijn, daarin laat Lecina hen vrij, mits er een hernieuwd perspectief ontstaat op het afronden van hun opleiding. Ook heeft zij graag dat er op de een of andere manier een maatschappelijk belang mee is gemoeid, getrouw aan waar ‘Moio’ voor staat: Maatschappelijk Ondernemen in Onderwijs.
Naar de maatschappelijke waarde informeerde Lecina dan ook meteen toen Ruben Engelkes haar zei dat hij een mierenkolonie in de studio wilde inrichten. Engelkes, tijdens zijn mbo-stage mediavormgeving op de studio begonnen en inmiddels Lecina’s rechterhand als projectbegeleider, overtuigde haar: weinig dieren zijn zo goed in samenwerken als mieren. In de keuken van Moio staat nu de mierenkolonie. Engelkes vertelt: ‘Er ontstond nog even een dreigende crisissituatie toen we twee kevers bij de kolonie hadden gevoegd. Eva stuurde een foto naar haar vader, die bioloog is, en vroeg: pap, is dit nu wel zo slim? Hij antwoordde: deze keversoort vreet dertig mieren in een minuut.’
Toch hebben de mieren gewonnen. Hun reddingsoperatie, een meesterstukje van samenwerken, was in de keuken live te volgen, dankzij de doorzichtige plastic platen waarmee de kolonie is ingepakt. Te zien was hoe de mieren eerst de koningin in veiligheid brachten, door haar een verdieping hoger te tillen, om vervolgens alle toegangen tot het holletje waar de kevers zich bevonden met gruis dicht te stoppen, korreltje voor korreltje. Op het moment dat de vijanden het loodje legden zouden ze dat holletje weer opengraven, om de stoffelijke resten aan de koningin te kunnen voeren. In deze aanschouwelijke les werd de inzet van hun samenwerking duidelijk: het voortbestaan van de kolonie, nu en in de toekomst. Al was het wel wat ontnuchterend toen Eva’s vader opmerkte dat de mierenmaatschappij het ultieme voorbeeld van een genadeloze dictatuur is.
Met kinderen uit de buurt is Engelkes bezig een ‘educatief natuurcentrum’ bij de studio in te richten, waarvan de mierenkolonie een onderdeel is. De band met de buurt wordt steeds hechter. Zo kwam Mohammed Mkadmi, toen tien jaar oud, ruim twee jaar geleden spontaan de studio binnengelopen toen hij door het raam een Marokkaanse cameraman aan het werk had gezien. ‘Hij vroeg mij: Nathalie, kun je ook cameraman worden als je Marokkaan bent dan?’ herinnert Lecina zich. ‘Ik keek in de ogen van een tienjarige jongen en dacht: dit kan niet waar zijn! Hoezo denk jij dat je niet alles kan worden wat je wilt? We besloten direct Mo op te leiden tot cameraman en een documentaire te maken over de vele succesvolle Nederlanders van Marokkaanse afkomst.’
Robin van Duin, een oud-stagiair die nu bij Moio leiding geeft aan filmprojecten, ging met Mo op stap, om onder het oog van de camera interviews af te nemen met onder anderen Ali B, tv-presentator Mustafa Marghadi en de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb. De documentaire die zij samen maakten ging in 2017 in première op het Cinekid Festival. En Mo weet nu: ik kan cameraman en presentator worden.
Klas kunst & filosofie bij mbo UniverCity© UniverCity / Studio Moio
‘Gekte maakt je vrijer, creatiever, gelukkiger. Anders had Ruben toch nooit bedacht om een mierenkolonie in de keuken te zetten?’ Eva de Leeuw heeft binnen Moio een eigen sectie gevormd, mbo UniverCity, bedoeld voor jongeren die net als zij volledig uit het schoolsysteem zijn weggevallen; mbo staat in dit geval voor ‘maatschappelijk betrokken onderwijs’. De Leeuw, inmiddels in vaste dienst, is een van de drijvende krachten van de studio, mede dankzij de opdracht die Lecina haar gaf: koester je kritische eigenzinnigheid en blijf de onorthodoxe vragen stellen waarvoor de docenten destijds je scheef aankeken. De frustrerende ervaringen die De Leeuw op school opdeed zie je terug in projecten die zij voor Moio entameerde, zoals dat van de filosofieklas waarin alleen vragen mogen worden gesteld en geen antwoorden gegeven. De herinneringen aan haar schooltijd kregen ook hun weerslag in het project ‘Doe toch eens gewoon niet normaal’. Voor dat kunstproject is ad hoc een collectief van schilders en beeldhouwers gevormd die op wisselende plekken in de stad – de ‘niet-normaalzones’ – onaangekondigd kunstzinnige veranderingen in de openbare ruimte aanbrengen.
‘Een tijdje geleden zei Rutte dat we normaal moesten doen’, vertelt De Leeuw. Toen dacht ik: wat is dat dan, normaal? Ik bedoel: persoonlijk vind ik het beleid dat Rutte voert niet normaal. Door die druk om normaal te doen krijgt alles wat afwijkt van de norm al gauw het stempel abnormaal, of asociaal, ongewenst, niet te tolereren. Zo haal je de mooiheid uit mensen weg. Gekte, de mogelijkheid van het normale af te wijken, maakt je vrijer, creatiever, gelukkiger. Anders was Ruben toch nooit op het idee gekomen om een mierenkolonie in de keuken te zetten, of Falco op de gedachte om mensoverschrijdend gedrag met vuur te bestrijden?’
Een van de huisregels bij Moio is dan ook: gekte is van waarde, fouten maken moet. ‘Al op de basisschool wordt het maken van fouten afgestraft: dan krijg je een lager cijfer’, zegt De Leeuw. ‘Raar is dat. De angst om te falen wordt zo aangewakkerd, hoewel in het maken van fouten juist lessen zitten: ze duiden erop dat je jezelf hebt uitgedaagd tot iets nieuws, tot een poging iets te ontdekken, tot onderzoeken. Ook leer je zo te accepteren dat je niet altijd de goede keuzes maakt en dat het geen schande is als je van gedachten verandert of van een opvatting terugkomt. De vrijheid fouten te maken maakt ook jouzelf dus vrijer.’
Als motto van het project ‘Doe toch eens gewoon niet normaal’ koos De Leeuw een uitspraak van Maya Angelou: ‘If you are always trying to be normal, you will never know how amazing you can be.’ Bij Moio ervaart Lecina het spiegelbeeldige: ze is telkens weer verrast door de ongekende talenten die bij jongeren te voorschijn komen als ze eenmaal zijn bevrijd van de normalisatiedruk die het reguliere onderwijs oplegt.
Vooral het mbo voert die druk op. De Moio-studenten die voor Bussemaker het onderzoek naar een beter mbo uitvoerden, kregen van leidinggevenden op een regionaal opleidingscentrum (ROC) tot twee keer toe te horen: ‘Het mbo is een leverancier van het bedrijfsleven.’ Als dat de rol van het mbo is, dan is het diploma het bewijs dat de school je in passende vorm heeft aangeleverd voor het arbeidsproces, meent Lecina. De auteurs van de nota voor Bussemaker concludeerden: ‘Zo worden we arbeidszombies. Echt: wij hebben zoveel meer potentie dan grondstof.’
Lecina: ‘Zo raak, wat ze hier schreven! Jongeren die afwijken, die ondernemend zijn, creatief, dromerig, rebels of tegendraads, krijgen het lastig op het mbo, maar dat komt doordat het ze lastig wordt gemaakt. Een meisje als Eva mocht niet wat ze goed kon en moest wat ze niet goed kon: doen wat haar gezegd wordt. Het mbo strafte haar nieuwsgierigheid elke keer weer af. Ze mocht niet tekenen, ze mocht niet praten, ze mocht geen vragen stellen, ze moest erbij zitten als een bevroren garnaal. Al met al zouden ze haar alleen op die school hebben kunnen houden als ze haar persoonlijkheid hadden gebroken.’
Tekeningen gemaakt door Eva de Leeuw© Eva de Leeuw
In het rapport Naar een lerende economie (2013) schreef de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): ‘Onderwijs moet geen grote disciplineringsoefening zijn om mensen geschikt te maken voor grote bedrijven. In een kennis- en dienstensamenleving zijn differentiatie en creativiteit veel belangrijker.’ De WRR constateerde dat het onderwijs te veel een ‘leerfabriek’ is, een dwingend systeem dat je intoomt.
Tot de dwang die dat systeem uitoefent behoort de methodiek om leerlingen die anders zijn dan de rest het stempel van een afwijking als ADHD of autisme op te drukken. Daarmee is het probleem dat zij in de klas vormen, doordat ze te veel bewegen of onvoldoende luisteren, hun eigen probleem en niet dat van het systeem. De trainingen, cursussen en coaches die zij krijgen aangeboden, constateert Lecina, zijn er dan ook op gericht hen aan te passen aan de rest, zodat ze weer in het systeem kunnen worden ingevoegd.
Het systeem zelf mag niet ter discussie komen, concludeert Lecina. ‘Het onderwijs ontwijkt de vraag of het misschien zelf het probleem vormt. Zo blijft uit beeld dat het anders-zijn van jongeren op wie nu het stempel van een stoornis staat gedrukt misschien juist een waardevolle eigenschap is: zij zien de dingen in een ander perspectief. Ik heb in Studio Moio bijna niemand zonder een diagnose uit de DSM-5, het officiële classificatiesysteem uit de psychiatrie. We zijn hier dus allemaal niet normaal, volgens DSM-5. Dat is toch gewoon bizar. Natuurlijk: het is goed om jongeren die niet goed in hun vel zitten te helpen en te begeleiden, maar echt, we problematiseren hen veel te veel. En zijzelf worden daar niet beter van: zij krijgen te horen dat het niet goed is zoals zij zijn.’
Lecina zegt dat Studio Moio om deze reden een financiële bijdrage van het ROC Leiden weigert. ‘In het begin accepteerden we die wel, maar daar zijn we mee gestopt, want het ROC wilde in ruil checken hoe zielig onze jongeren hier waren. Scholen hebben er een financieel belang bij dat leerlingen iets mankeren, door de regel dat ze extra geld ontvangen voor leerlingen met ADHD, autisme of een andere aandoening uit de DSM-5. Het systeem zelf creëert dus die idiotie om zo veel mogelijk diagnoses te stellen van alles wat ze verzonnen hebben dat kinderen kunnen mankeren. Ondertussen heb ik hier, bij Moio, eigenlijk helemaal geen gasten met gedragsstoornissen, want daar merk je niet veel meer van zodra je ze laat doen wat bij hen past.’
Ze vertelt over Jamel El Yahiaoui en over Jay Cornelisse. ‘Jamel kon niet stilzitten, vonden ze, hij bewoog te veel. Hij doet nu voor ons “Sport voor Nop”, een project waarbij hij sport met mensen in de buurt die te weinig bewegen of geen geld voor de sportvereniging hebben. En zelf ontwikkelt Jamel zich als maatschappelijk dienstverlener zo ook veel beter dan wanneer je tegen hem zegt: zit eens stil en neem effe wat ritalin.’
Jay Cornelisse (17) krijgt sinds zijn dertiende antidepressiva voorgeschreven. Hij voelde zich op die leeftijd al niet veel meer waard, zegt hij, zeker nadat de dokter hem als autist had gediagnosticeerd. Nu het officieel op papier stond was hij er zelf ook van overtuigd dat hij iets mankeerde.
Dit waren de vragen die hij zichzelf dagelijks stelde en die de reden waren hem medicijnen voor te schrijven: waarom besta ik? Wat doe ik hier? Waarom ben ik geboren? Jay zelf zegt: ‘Eigenlijk vind ik het merkwaardig dat niet iedereen zich daarover verwondert. Als het klopt dat we allemaal in dezelfde realiteit leven, waarom vraagt dan niet iedereen zich af waarom hij leeft, wat zijn tijd waard is, waarom hij überhaupt opstaat? Nee, mensen wordt juist dringend aangeraden daar níet bij stil te staan. Dat heeft men liever niet. Het is niet nuttig je die vragen te stellen – en je wordt er nog somber van ook.’‘Ik vind het hard om aan jonge kinderen al de boodschap af te geven of zij al dan niet tot degenen behoren die het gaan maken’
Na Jay’s komst bij Studio Moio nam Ruben Engelkes hem mee naar de Erasmus Universiteit, zodat hij zijn existentiële vragen aan een filosoof kon voorleggen. ‘Wat goed van jou dat je dat wilt weten!’ reageerde die. ‘Blijf die vragen vooral stellen.’ Jay veerde op: ‘Dat was misschien wel de eerste keer dat iemand buiten mijn eigen familiekring m’n eigenwaarde erkende. Op dat moment kreeg ik de ruimte om mezelf te leren kennen en mijn zelfbeeld niet af te laten hangen van de mening die andere mensen over mij hebben. Ik snap nu beter waarom ik denk zoals ik denk. En daarbij komt: ik zie er meer de zin van in om uit mijn bed te komen.’
Bij zijn komst in de studio, zo’n anderhalf jaar geleden, vroegen De Leeuw en Lecina aan Jay: ‘Wat wil je hier gaan doen?’ Hij antwoordde: ‘Nou, niets eigenlijk.’ Hun reactie was: ‘Oké, tof, interessant, doe maar.’ Na een paar dagen kreeg hij toch de kriebels van het stilzitten en naar buiten kijken. De Leeuw en Lecina vroegen hem toen een onderzoek te doen naar het belang van niks doen, met als kernvraag welke gedachte schuilgaat achter de opvatting dat we onze tijd nuttig zouden moeten besteden. In een profielwerkstuk ging hij daarop in.
Jay, gevraagd naar het nut van lummelen: ‘Het verkleint de kans op een burn-out en depressies als je de tijd kan nemen om bij jezelf stil te staan en je af te vragen waarom je doet wat je moet doen. Op die wijze breng je wat meer vrede in je eigen leven. In mijn geval liep de tijd nemen niet heel goed af: uiteindelijk hebben ze me van school gegooid. Je verdoet je tijd hier, zeiden ze. Maar ik weet: zeker in ons kapitalistische systeem, waarin alles efficiënt moet gebeuren, zou het beter zijn de tijd te nemen, want daarmee wordt de kwaliteit van wat je doet ook gewoon hoger. Dat niks doen is dus niet echt niks doen. Het is welbestede tijd.’
Bij Studio Moio is Jay nu de projectleider ‘niets’. Lecina: ‘Na zijn profielwerkstuk vroeg ik me af wat de volgende stap moest zijn, want Jay had ook besloten dat-ie nooit van z’n leven meer wilde gaan werken. Ik wilde daar toch een stiekem stokje voor steken. Dus toen heb ik hem een jaarcontract als de projectleider niets aangeboden en hem gezegd hoe belangrijk ik het vind dat hij zijn ideeën over niets gaat uitvoeren.’
Eva de Leeuw, een van de drijvende krachten achter mbo UniverCity samen met Johan van Leeuwen, een van de deelnemers van UniverCity© Inge van Mill
Lecina raakte gefascineerd door de specifieke intelligentie en de praktische zin van mbo’ers toen zij voor het Instituut Maatschappelijke Innovatie (IMI), haar vorige werkgever, het ROC Leiden bezocht. Onder de arm een TNO-rapport – ‘je weet wel, zo’n ellendig geschreven stuk’ – over ongezonde eetgewoontes en obesitas. Ze was benieuwd hoe de jongeren die zelf het onderwerp van dat rapport waren over de bevindingen zouden oordelen. Lecina vroeg hun zich door de 170 pagina’s heen te worstelen en haar dan een samenvatting te geven.
‘Die samenvatting bestond uit één zin: “Wij, mbo’ers, hebben de slechtste eet- en leefgewoontes van alle Nederlanders”’, vertelt Lecina. ‘Ze hadden in een kleine tien woorden de kernboodschap uit die 170 pagina’s taaie tekst gehaald! Supergoed, zei ik, en hebben jullie ook ideeën wat je eraan kunt doen? Nou mevrouw, antwoordden ze, we hebben spinningfietsen geregeld bij de fitness hiernaast. Gewoon even gebeld of we die konden lenen. Ze worden morgen bezorgd. En we hebben bedacht dat we gaan basketballen. Rolstoelbasketballen.’ Lecina uitte haar verbazing: ‘What the fuck…Waarom rolstoelbasketballen? Nou mevrouw, gingen ze verder, het is altijd hetzelfde liedje. Als we gaan sporten, dan verliezen de mensen die wat dikker zijn steevast. Het maakt niet uit welke sport we doen. Dus we dachten: we moeten een sport kiezen waarin we allemaal even slecht zijn. Nou, hier in Leiden zit een rolstoelbasketbalvereniging, waarnaar we maar meteen een lijntje hebben uitgelegd.’
Lecina was ondersteboven van zoveel vindingrijkheid: ‘Rolstoelbasketbal, dat zal je in de wetenschappelijke literatuur niet tegenkomen. Daarin lees je de vertrouwde aanbevelingen, over de noodzaak van een gezonder menu in de kantine of zo. Deze oplossing is zoveel slimmer. Zij hebben een diep begrip van hoe onaangenaam het is om altijd de laatste te zijn. Wat ze hebben gedaan is de eigen ervaring omzetten in een concrete daad.’
Ze doelt op de dagelijkse ervaring die mbo’ers hebben met de ongelijke verhoudingen in de samenleving. Als gymnasiaste kreeg Lecina in haar eigen schooltijd bij herhaling te horen dat zij en haar klasgenoten de elite van de toekomst waren. Tegen mbo’ers zal dat nooit worden gezegd, integendeel, zelfs hun eigen docenten spreken soms laatdunkend over hen: ze zouden niet willen, ongemotiveerd zijn en niet vooruit te branden, ze zouden te veel blowen en drinken.
Het onderwijs is zo ook een systeem dat een sociale rangorde in de maatschappij aanbrengt: waar je in die rangorde staat wordt bepaald door hoe goed jij op school functioneert. De achterliggende veronderstelling is dat onderwijs jou van meer waarde voor de samenleving maakt. Het is duidelijk van welk schooltype in dit opzicht het meest wordt verwacht en van welk het minst: dit ligt besloten in het onderscheid tussen het ‘hoger’ en het ‘lager’ onderwijs.
Anders dan leerlingen van het hoger onderwijs hoeven mbo’ers het ‘waarom’ van wat ze leren niet te weten, als ze het ‘hoe’ maar kennen: dan zijn ze de nuttige grondstof die het mbo het bedrijfsleven kan leveren. Wie beter kijkt ziet hoe het onderwijs in allerlei sferen van de samenleving de sociale posities bepaalt. Als mbo’er kom je niet in aanmerking voor de korting die verzekeringsmaatschappijen hoger opgeleiden aanbieden. Met je mbo-pas kom je studentenkroegen niet binnen. Op schoenen waarbij een bordje ‘studentenkorting’ staat krijg jij geen korting. ‘Nee, je bent niet minder’, schreven de Moio-studenten in hun nota voor Bussemaker, ‘maar het lijkt wel of het de bedoeling is dat je dat gevoel krijgt.’
Lecina: ‘Die sociale ordening begint eigenlijk al in groep 7, 8, met de Cito-toetsen. Dat vind ik wel knetterhard, om aan zulke jonge kinderen al de boodschap af te geven of zij al dan niet tot degenen behoren die het gaan maken. Eigenlijk zegt het schoolsysteem dan al tegen ze: jij doet er toe en jij doet er niet toe.’
Eva de Leeuw: ‘Ik heb klasgenoten na de Cito echt zien huilen omdat ze dachten dat ze dom waren. Het is erg als je voelt dat anderen jou eigenlijk niet zo waardevol vinden. Onwillekeurig neem je aan dat ze daarin wel eens gelijk zouden kunnen hebben. Ik had ook dat gevoel: ik doe het niet goed, ik doe m’n best maar ik doe het niet goed, want ik ben blijven zitten en daarna ben ik weer blijven zitten. Je voelt je wegzakken.’
Het gevoel van eigenwaarde dat Lecina de Moio-studenten wil geven, zegt zij, kan voor hen ook een bevrijding zijn uit dat sociale-ordeningsmechanisme. Lecina’s ideaal is een Moio in elke stad. In dat licht is het goed nieuws dat de studio de warme belangstelling heeft van Greetje Timmerman, hoogleraar jeugdsociologie aan de Universiteit van Groningen.
Geveld door een griepje zag Timmerman een tijdje geleden een Brandpunt-documentaire over Moio. ‘Ik was op slag beter!’ zegt ze. ‘Ik ken heel wat experimenten om schooluitval tegen te gaan, dat is mijn specialiteit, maar nu was ik aangenaam verrast. Moio kantelt het overheersende beeld dat van schooluitvallers bestaat: het is niet per se hun schuld, het kan ook aan het onderwijssysteem te wijten zijn.’ Timmerman doet een meerjarig onderzoek naar de oorzaken van schooluitval en heeft Eva de Leeuw gevraagd haar daarin bij te staan. Zij heeft haar nieuwe medewerker de officieuze titel ‘schaduwprofessor’ gegeven, als blijk van waardering voor haar bijzondere manier van denken, maar ook als protest: een officiële status bij de universiteit zit er voor De Leeuw niet in omdat alleen postdocs en aio’s daarvoor in aanmerking komen en schoolverlaters zeker niet.
tekening van Esmee van der Horst van de jongeren die met mbo UniverCity op reis gingen© Inge van Mill
Met de mop maakt Lecina zelf de vloeren van de studio schoon; ze moet elke cent omdraaien voor ze ’m uitgeeft. Van de potjes die er zijn voor ‘kwetsbare jongeren’ weigert ze gebruik te maken: ‘Kwetsbaar zijn ze hier niet, of in ieder geval niet meer of minder kwetsbaar dan ieder van ons. In systemen waarin we niet gezien worden voor wie wij zijn – en dat zijn er heel wat in deze maatschappij – zijn we allemaal kwetsbaar.’
Moio financiert zich met de inkomsten die het uit de eigen projecten haalt en met gemeentelijke bijdragen. Elk jaar spant het er weer om of de studio het daarmee zal redden, maar terug naar de ontspannen zekerheid die ze had in haar vorige betrekking wil Lecina niet: ‘Ik geniet hier van, elke dag. Ik ben dol op die gasten. Die rebelse eigenzinnigheid waarmee ze na die ellendige tijd op school willen laten zien wat ze kunnen, samen met elkaar: ik zou het niet willen missen. De samenleving heeft gewoon het recht niet hun het gevoel te geven dat ze niet zoveel waard zijn.’
Op Vimeo staan de filmpjes over de projecten van Studio Moio. Zoektermen: vimeo studio moio
Comments